BEGRIJPEN WIJ DE GODDELIJKE DOELEINDEN VAN VERDRUKKING EN DEPRESSIE?
Hierna enkele Bijbelse waarheden die we moeten begrijpen willen wij meer bekend worden met depressie en emotionele melancholie. De citaten zijn van Charles Spurgeon en ik citeer hem omdat hij zijn depressie zo voluit beschreef en daar excellent onderricht over gaf. Zijn beschrijving over depressie is vaak zeer treffend:
“Oorzaakloze depressie kan niet beredeneerd worden, evenmin kan Davids harp ze wegspelen met zoete uitvoeringen. Het is als een gevecht met de mist, door zijn vormeloze, ondefinieerbare, maar alles vertroebelende hopeloosheid. Men veroorlooft zich in zo’n toestand geen medelijden, want het lijkt zo onredelijk, en zelfs zondig, bedrukt te zijn zonder manifeste oorzaak; en toch is de mens bedrukt, zelf tot in de diepten van zijn ziel. Als dezen, die lachen met zo’n melancholie, zelf maar eens de smart zouden voelen, voor één uur, hun lach zou verstommen in medelijden. Vastberadenheid kan ze misschien afschudden, maar vinden wij de vastberadenheid als de hele mens krachteloos is? De dokter en het goddelijke zouden hun bekwaamheid kunnen verenigen in zulke gevallen, en beiden zouden hun handen vol vinden, en meer dan vol. De ijzeren grendel die zo stevig de deur van de hoop sluit en onze geest vasthoudt in mistroostige gevangenschap, heeft een hemelse hand nodig om ze te ontgrendelen” (Spurgeon, Lectures to My Students).
VOOR GEESTELIJKE GROEI (Romeinen 5:3-5).
“Ik vrees dat al de genade die ik verkregen heb ik mijn comfortabele en gemakkelijke tijden en blije uren, bijna op één penny [vgl. munt van 1 cent] kunnen worden gelegd. Maar het goede dat ik ontving van mijn smarten, en pijnen en zorg, dat alles is samen onschatbaar … Kwelling is het beste stukje meubilair in mijn huis. Het is het beste boek in de bibliotheek van een bedienaar” (Spurgeon, Lectures to My Students).
OM ONS NEDERIG TE MAKEN (2 Korinthiërs 12:7-10).
“Zij die vereerd zijn hun Heer openbaar te dienen, hebben gewoonlijk een geheime kastijding te dragen, of een speciaal kruis te dragen, opdat zij niet op enige manier zichzelf zouden verhogen en in de strik van de duivel zouden vallen” (Spurgeon, Lectures to My Students).
OM ONS VOOR TE BEREIDEN ANDEREN TE HELPEN (2 Korinthiërs 1:4)
“Op een zondagochtend predikte ik over de tekst: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’en alhoewel ik het niet zo meedeelde, predikte ik mijn eigen ervaring. Ik hoorde mijn eigen ketens rammelen terwijl ik trachtte te prediken tot mijn medegevangenen in het donker; maar ik kon niet vertellen waarom ik in zo’n vreselijke horror van donkerheid was gebracht, waarvoor ik mezelf veroordeelde. De volgende dag, maandagochtend, kwam een man naar me toe die alle kenmerken droeg van wanhoop op zijn gelaat. Zijn haar leek rechtop te staan, en zijn ogen stonden niet goed in zijn hoofd. Hij zei me, na een klein gesprek: ‘nooit eerder in mijn leven hoorde ik enig mens spreken die mijn hart bleek te kennen. Het mijne is een verschrikkelijk geval, maar op zondagochtend tekende u mijn leven, en predikte alsof u recht in mijn ziel had gekeken’. Door Gods genade redde ik die man van zelfdoding, en leidde ik hem in het licht en de vrijheid van het evangelie; maar ik weet dat ik dat niet had kunnen doen als ikzelf niet was opgesloten in de kerker waarin hij lag. Ik vertel u het verhaal, broeders, omdat u soms uw eigen ervaring niet zult verstaan, en de perfecte mensen kunnen u hiervoor veroordelen; maar wat weten zij van Gods dienaren? U en ik moeten veel lijden ter wille van de mensen die onder onze hoede staan … U kan in Egyptische duisternis verkeren, en u kan zich afvragen waarom zulke verschrikking u koud maakt tot op het bot, maar u bent actief in uw roeping, en geleid door de Geest naar een positie van empathie met moedeloze geesten” (Spurgeon, An All Round Ministry, pp. 221-222).
“Ik ben God vaak dankbaar dat ik vreselijke depressie van geesten heb ondergaan. Ik ken de boorden van wanhoop, en de verschrikkelijke rand van die afgrond van duisternis waarin mijn voeten bijna gewandeld hebben; maar honderden keren was ik in staat een hulpvaardige grip te geven aan broeders en zusters die in diezelfde toestand waren gekomen, welke grip ik nooit had kunnen geven indien ik hun diepe melancholie niet had gekend. Dus geloof ik dat de donkerste en vreselijkste ervaring van een kind van God hem zal helpen een betere visser van mensen te zijn, als hij maar Christus wilt volgen” (Spurgeon, The Soul Winner, chapter 14).
WE MOETEN VERTROUWEN OP DE SOEVEREINITEIT EN GOEDHEID VAN GOD IN TIJDEN VAN VERDRUKKING EN DEPRESSIE (Romeinen 8:28)!
“Het zou een erg pijnlijke en lastige ervaring voor mij zijn te denken dat ik een kwaal heb die God me nooit zond, dat de bittere beker nooit gevuld werd door Zijn hand, dat mijn beproevingen me nooit toebedeeld werden door Hem, noch tot mij gezonden door Zijn regeling, naar hun gewicht en
kwantiteit” (Spurgeon, Lectures to My Students).
“Als je drinkt van de rivier van kwelling nabij zijn afvoerpunt, dan is ze onsmakelijk en walgelijk om te smaken, maar als je haar bron wilt natrekken, waar ze opkomt aan de voet van Gods troon, dan zal je haar water zoet en genezend ondervinden” (Spurgeon, Lectures to My Students).
“Zolang ik mijn pijn wijt aan toeval, mijn beroving aan vergissing, mijn verlies aan de fout van een ander, mijn ongemak aan een vijand, enzovoorts, dan ben ik aards en zal ik mijn tanden breken op stenen; maar wanneer ik me opricht tot mijn God en Zijn hand aan het werk zie, dan wordt ik kalm, zonder een woord van gemor” (Spurgeon, Lectures to My Students).
WAT TE DOEN IN TIJDEN VAN VERDRUKKING EN DEPRESSIE? WE MOETEN GOD AANROEPEN (Psalm 138:3; 1 Petrus 5:9).
We moeten de dingen zoeken die boven zijn (Kolossenzen 3:1-4).
We moeten de relatief korte duur beschouwen (2 Korinthiërs 4:17; Romeinen 8:18).
We moeten begrijpen dat zwaarmoedigheid geestelijk voordelig kan zijn (Jakobus 4:9).
We moeten onze ogen gericht houden op God en ons geloof in Zijn beloften (Job 13:15).
“Ik ben onderworpen aan depressie, zo vreselijk dat ik hoop dat niemand van u ooit zulke extremen van ellende zal krijgen als ik moet ondergaan. Maar ik keer altijd terug tot dit: Ik weet dat ik Christus vertrouw. Ik heb geen ander vertrouwen dan in Hem, en als Hij valt, zal ik met Hem vallen. Maar als Hij dat niet doet, zal ik dat ook niet. Omdat Hij leeft, zal ook ik leven, en ik spring opnieuw recht en vecht met mijn geestelijke depressies en verkrijg de overwinning erdoorheen. En zo mag ook u doen, en zo moet u ook doen, want er is geen andere manier om eraan te ontsnappen” (Spurgeon, Lectures to My Students).
“Toen ik enkele maanden geleden geteisterd werd door pijn, tot in het extreme, zodat ik het niet langer kon laten het van pijn uit te roepen, vroeg ik iedereen de kamer te verlaten en me alleen te laten; toen kon ik tot God niets anders zeggen dan dit: ‘U bent mijn Vader, en ik ben uw kind; en U, als Vader bent zacht en vol genade. Ik zou het niet kunnen verdragen te zien dat mijn kind lijdt zoals U me doet lijden, en als ik hem gepijnigd zou zien, zoals ik nu, dan zou ik alles doen om hem te helpen, en mijn armen om hem heen leggen om hem te troosten. Zal u uw aangezicht verbergen voor mij, mijn Vader? Zou U niet uw hand op mij leggen en me uw minzame gelaat tonen?’ … Zo smeekte ik, en durfde het aan dit te zeggen. En zij kwamen terug die me aanzagen, en ik zei: ‘Ik zal nooit meer zulke pijn hebben vanaf dit ogenblik, want God verhoorde mijn gebed’. Ik zegen God dat er verlichting kwam en de folterende pijn kwam nooit terug” (Spurgeon, Lectures to My Students).